Voor deze uitdagingen staat 'Egied'

Aan het woord: Eddy Van de Velde

In de rubriek “Aan het woord” geven we telkens het woord aan iemand die betrokken is bij het project rond de Egied Van Broeckhovenschool (‘Egied’) in Molenbeek. Eddy Van de Velde, directeur van vzw Ignatius Scholen in Beweging (de scholengroep waartoe ‘Egied’ behoort) licht toe welke rol de Egied van Broeckhovenschool wil vervullen binnen de Brusselse context en voor welke uitdagingen de school staat.

“Onderwijs draait niet enkel om de intellectuele vorming van jongeren, er is altijd een sociale dimensie.”

Een nieuwe school opstarten is geen alledaags gegeven. Van waar komt dit idee?

Verschillende overwegingen leefden al een tijdje bij onze bestuurders. Een grootstad als Brussel kent heel wat uitdagingen waarop een klassiek jezuïetencollege geen antwoord kan bieden. In onze colleges moeten wij heel wat kinderen laten gaan met het gevoel dat ons werk niet af is. De beperking van de ASO-context in onze huidige scholen maakt namelijk dat wij vele jongeren niet kunnen opleiden en vormen.

Toen de Vlaamse overheid dan plots in 2017 een oproep lanceerde voor een DBFM-project (Design, Build, Finance & Maintain, red.), is de Raad van Bestuur van het Jan-van-Ruusbroeckcollege en het Sint-Jan-Berchmanscollege daar gretig op ingegaan. Ons project werd als enige in het Brussels Gewest geselecteerd. Meteen leverden we ook onze bijdrage in het creëren van de noodzakelijke extra capaciteit voor het Brussels secundair onderwijs.

De beslissing om een domeinschool op te richten, was snel genomen. Binnen twee uiteenlopende domeinen zullen we zowel ASO-, TSO- als BSO-richtingen aanbieden. Meteen kunnen we alle leerlingen die kiezen voor ons project een onderwijsvorm en studierichting aanbieden die past bij hun talenten. De verruiming en de verbreding die de nieuwe school vooropstelt, biedt veel mogelijkheden.

Elke jongere heeft zijn capaciteiten. Een bepaalde onderwijsvorm of richting lukt misschien niet, maar in een andere onderwijsvorm of richting kan een jongere zijn capaciteiten dan weer wel ten volle ontwikkelen. In een domeinschool kunnen we jongeren veel langer meenemen. We kunnen ervoor zorgen dat ze uiteindelijk een voor hen passend traject ontdekken. Soms zal dat eerder theoretisch of abstract zijn, soms nadrukkelijker praktisch of een combinatie van beide. Maar steeds willen we zorgen voor een heel kwalitatieve vorming, zoals we die in onze huidige jezuïetenscholen proberen te geven.

Voor de Egied van Broeckhovenschool speelt ook het maatschappelijke aspect een rol. Hoe uit zich dat?

Dit geldt niet enkel voor de ‘Egied’. Onderwijs draait niet enkel om de intellectuele vorming van jongeren, er is altijd een sociale dimensie en wij vinden dar er ook een oproep tot engagement in onze samenleving moet zijn. Reeds jaren geleden introduceerden de jezuïeten het sociaal project in onze colleges en Pedro Arrupe, die generaal overste was in de jaren 60 en 70, deed een nadrukkelijke oproep om in het onderwijs meer aandacht te schenken aan sociale en relationele aspecten.

Behalve een goede intellectuele vorming kregen al onze jezuïetenscholen de opdracht mee om de jongeren ook te vormen tot bewuste en bewogen jonge mensen. Wij hopen dat zij nadien in de maatschappij zouden kunnen functioneren als echte agents of change. Wel is het zo dat we met ‘Egied’ eindelijk kunnen verbreden en de klassieke ASO-structuur kunnen verruimen met TSO en BSO. Er is in onze maatschappij een grote nood aan goed opgeleide technische profielen en vakmensen. Onze colleges zijn al lang geen elitaire bastions meer maar met ‘Egied’ zullen we hopelijk deze hardnekkige perceptie een definitieve halt kunnen toeroepen.

Goed kwalitatief onderwijs aanbieden blijft hoe dan ook onze eerste opdracht voor alle leerlingen die ons toevertrouwd worden. Daarnaast gaat het ook om de vorming van jongeren. Zingeving, sociale bewustwording en omgaan met diversiteit maken daar onlosmakelijk deel van uit. Die vorming eindigt trouwens niet om 16u wanneer de school uit is. Jongeren moeten ook buiten de schooluren de kans krijgen om contact te hebben met anderen jongeren. Ook daar willen we als school aandacht aan schenken.

“De vorming van jongeren eindigt niet om 16u, wanneer de school uit is.”

Welke invulling krijgt de school buiten de schooluren?

We hebben nu al goede contacten met socio-culturele verenigingen zoals de vzw de Broej, de Brussels Boxing Academy en Samenlevingsopbouw Brussel. Er zal veel aandacht zijn voor naschools sporten maar dat doen we liefst met organisaties die belang hechten aan de brede ontwikkeling van de jongeren. We willen dat er ook aandacht is voor het traject van de jongeren zelf.

Een vereniging die dat voor mij perfect invult, is de Brussels Boxing Academy. Zij hebben nood aan extra ruimte om hun activiteiten te ontplooien. In deze club vind je kinderen, jongeren en volwassenen van alle lagen van de Brusselse bevolking. De trainers hebben een persoonlijke band met hun leden en zijn begaan met het lot en het leven van de jongeren. Organisaties die op een dergelijke manier sport aanbieden, zijn zeer nodig.
Jullie willen met deze school op de maatschappelijke breuklijnen werken. Wat bedoelen jullie daarmee

Jezuïeten zien het in deze tijd als hun opdracht om de grenzen op te zoeken en op de breuklijnen van de maatschappij te gaan werken. Als ignatiaanse school willen wij op dat appel ingaan. Wij zoeken de maatschappelijke breuklijnen op tussen verschillende sociale klassen, verschillende religies en culturen, tussen arm en rijk … We willen zowel tijdens als na de schooldag een plaats zijn waar jongeren met die diverse achtergrond kunnen samenkomen om er samen te leren en te leven en mekaar te leren waarderen. In die zin willen we met ons project ook een rol van verzoening opnemen.

Als we ervoor kunnen zorgen dat onze leerlingen een agent of change kunnen worden, kunnen ze na hun studies precies op dat vlak het verschil gaan maken in de maatschappij. Daar kunnen ze dan die verzoening tussen culturen, religies en rassen mee tot stand brengen, ongeacht in welke maatschappelijke context ze later terecht komen.

In afwachting van de opening stellen jullie de gebouwen ter beschikking van verenigingen en aan een project van Samenlevingsopbouw Brussel. Kan je daar iets meer over vertellen?

Een groot gebouw lange tijd laten leeg staan is om verschillende redenen geen goed idee. De voornaamste overweging is echter dat heel wat organisaties nood hebben aan ruimte om hun activiteiten te organiseren. Wij willen met Egied in Molenbeek een breed maatschappelijk project opstarten, waarom zouden we dan die organisaties niet de kans geven om de site nu al te gebruiken?

Met Samenlevingsopbouw hebben we een samenwerking opgezet zodat zij kwetsbare gezinnen en vluchtelingen tijdelijk kunnen opvangen in modulaire woonunits die gebouwd worden in de voormalige grote brouwerijhal. De units zullen nadien elders weer kunnen ingezet worden. De overige ruimtes hebben we via Samenlevingsopbouw ter beschikking gesteld van diverse verenigingen zoals de Brussels Boxing Academy, een toneelgroep, een rollersoccer club, een artisanaal atelier, enz.

Op welke uitdagingen binnen de Brusselse context moet er vooral een antwoord komen?

Om te beginnen vinden veel jongeren geen werk omdat ze vroegtijdig uitvallen op school en geen diploma behalen. Er zijn inderdaad teveel jongeren zonder diploma secundair onderwijs. Ze hebben keer op keer ontgoochelingen meegemaakt, vaak in verschillende scholen en hebben het nadien moeilijk om hun plaats in de samenleving te vinden. Dit werkt demotiverend omdat ze het gevoel hebben dat het voor hen niet lukt. De rol van het onderwijs is om ervoor te zorgen dat jongeren hun diploma behalen en dat ze nadien zin hebben om er op de arbeidsmarkt aan te beginnen.

In een domeinschool moeten we dit kunnen realiseren binnen de studiegebieden die we daar aanbieden. Een goede scholing die de jongere een job oplevert is dus de grootste uitdaging. Daarom hebben we ook gekozen voor twee studiedomeinen die gerelateerd zijn aan noden op de arbeidsmarkt, m.n. het studiedomein STEM (Science, Technology, Electronics en Maths, red.) en het studiedomein Maatschappij en welzijn (alles wat met zorg te maken heeft, red.).

De multiculturaliteit en meertaligheid van de stad is een andere uitdaging. Hoe kan je de kinderen en jongeren in hun diversiteit laten samenwerken en samenleven? De basis daarvoor is een stevig pedagogisch project. Het Ignatiaans opvoedingsproject is zo een sterk opvoedingsproject en is er op gericht om mensen samen te brengen. We spreken hier over het tot stand brengen van verzoening tussen mensen met een verschillende religie, cultuur, taal, sekse of sociale achtergrond.

Welke zijn de belangrijkste pijlers van het pedagogische project?

Elke pijler heeft natuurlijk zijn belang in een opvoedingsproject maar een belangrijke is alvast het opvoeden tot vrijheid en verantwoordelijkheid. Het is een mooie combinatie, al lijken ze op het eerste gezicht contradictorisch. Het gaat echter niet over de vrijheid om te doen wat je wil. We willen mensen opvoeden tot echte vrije wezens, die zelf ook in staat zijn om hun verantwoordelijkheid te nemen in verschillende contexten.

We gaan jongeren niet als kleine kindjes bij de hand nemen om de te gane weg met hen af te leggen. We willen opvoeden tot vrijheid én verantwoordelijkheid. Cruciaal daarbij is dat je als jongere het vertrouwen niet moet verdienen, maar het bij voorbaat moet krijgen. Vertrouwen geef je als lesgever en opvoeder zomaar, omdat je gelooft in de jongere die voor jou staat. Op gezette tijdstippen zorg je voor feedback en laat je de jongeren reflecteren over hun eigen handelen. Zo kunnen ze echt groeien in vrijheid en verantwoordelijkheid.

We moeten ook proberen om de jongeren persoonlijk te benaderen. Daartoe is het belangrijk om een groot empathisch vermogen aan de dag te leggen om de context van de jongere te kunnen vatten. Jongeren moeten vooral het gevoel krijgen dat wij die bereidheid tot persoonlijke zorg hebben en er ook naar handelen.

In jezuïetenscholen willen we jonge mensen ook uitdagen om te streven naar meer. Een uitdaging wordt niet uit de weg gegaan. Wij vinden het belangrijk dat jongeren het beste uit zichzelf willen halen. Het bewust verdedigen van middelmatigheid en ‘het is al goed genoeg’ is niet aan ons besteed.

Het beste van zichzelf geven heeft echter niet louter de bedoeling om zichzelf te ontplooien maar moet er ook op gericht zijn dat men zijn talenten ten dienste van anderen stelt. Ook het samen-leven en samen-werken over onze verschillen heen, vind ik heel belangrijk. De activiteiten en initiatieven in een school dienen het gemeenschapsgevoel te bevorderen.

“Vertrouwen moet je niet verdienen, je krijgt het zomaar van bij het begin.”

Hoe ga je om met religieuze verschillen?

Vooral heel respectvol. We weten dat er veel verschillen zijn in de maatschappij, die moet je om te beginnen aanvaarden. Geloof blijft voor ons belangrijk, ons opvoedingsproject is een uiting van christelijk humanisme, maar onze geloofsbeleving is belangrijk over de verschillende religies heen.

Ook moslims waarderen katholieke scholen omdat ze belang hechten aan geloof en de waardenbeleving die daarmee samengaat. Religieus getinte verhalen hebben vaak een exemplarische waarde en kunnen mensen bewust maken van hoe ze met mekaar kunnen omgaan.

Voor mij blijft de figuur van Jezus daarbij een voorbeeld. Jezus begaf zich tussen de mensen en werd ook in Zijn tijd geconfronteerd met maatschappelijke breuklijnen. In zekere zin proberen wij in de voetsporen van Jezus te stappen zoals jezuïeten al eeuwenlang plegen te doen. Zij trokken zich niet terug in kloosters, maar zij gingen in de wereld staan. De priester-arbeiders in de jaren ’60 waren daar een mooi voorbeeld van.

Egied Van Broeckhoven was een van die priester-arbeiders. Waarom wordt de school naar hem vernoemd?

Egied besloot in 1965 om samen met twee andere priesters als priester-arbeider in Anderlecht te gaan werken en leven, midden de mensen. Net als de andere arbeiders werkte hij in de fabriek. Daarnaast stond hij met zijn metgezellen de vele migranten bij die op dat moment in Brussel toekwamen. Hij hielp ze in hun zoektocht naar werk en een huis. Dat was ongezien in die tijd en stootte toen zelfs op heel wat weerstand onder jezuïeten.

Met onze school willen we iets gelijkaardigs doen door onderwijs te verstrekken in een gemeente die niet altijd even positief in het nieuws komt en heel wat uitdagingen kent. Maatschappelijk gezien willen we er dus voor zorgen dat de school ook iets voor de buurt betekent.

De leuze van de school wordt ‘En todo amar y servir’ (In alles liefhebben en dienen), wat perfect aansluit bij de filosofie van Egied. Dit was ook het motto van Ignatius van Loyola, de stichter van de jezuïetenorde. Daarbij nodigen we onze leerlingen uit ‘in alles lief te hebben en zich dienstbaar op te stellen’. Dit motto is de levenshouding waartoe we onze leerlingen willen aanzetten. In deze levenshouding staat het liefhebben van onze medemens centraal. Dit doen we zowel in grote als kleine dingen. In deze levenshouding willen we ook daadwerkelijk iets betekenen voor de anderen en ons dienstbaar opstellen.

Ook voor Egied van Broeckhoven was deze levenshouding belangrijk. Egied stelde zich zelf steeds dienstbaar op vanuit een heel positieve en liefdevolle houding. Dit is meteen ook de grootste opdracht die we zelf hebben, de kinderen waarmee we werken graag zien en een groot empathisch vermogen aan de dag leggen om hen te begrijpen, te helpen en echt te leren kennen. Als onze leerlingen nadien deze levenshouding zelf verder uitdragen, mogen we onze missie als geslaagd beschouwen.

In welke mate verschilt de Egied Van Broeckhovenschool van een traditioneel jezuïetencollege?

De jezuïetencolleges worden niet altijd even positief gepercipieerd, ondanks ons sterk pedagogische project. We zijn de voorbije jaren als scholen heel erg geëvolueerd, maar verlost raken van dat elitaire imago, is niet evident. De meest gehoorde argumenten blijven dat we enkel onderwijs voor de sterksten en voor de hogere sociale klassen inrichten. Dit beeld zit diep ingeworteld. Een positief en innovatief project zoals de Egied Van Broeckhovenschool kan mensen misschien wel doen inzien dat we reeds geruime tijd een andere weg ingeslagen zijn.

Egied lag in de jaren ’60 niet in de bovenste schuif bij de jezuïeten door als priester-arbeider te gaan leven. Gaandeweg zijn ze wel gaan inzien dat dit evenzeer een waardige manier was om de opdracht van de orde te volbrengen. De nieuwe school past als project binnen de roep van de jezuïetenorde om het over een nieuwe boeg te gooien. Egied heeft daar ruim vooraf een pioniersrol in vervuld. Daar bouwen wij vandaag op verder.

Is het evident om verschillende culturen bij elkaar samen te brengen in een school?

In ieder geval vind ik dat het vanzelfsprekend zou moeten zijn. (lacht). In de boksclub lukt het, dus waarom zou het in een school niet mogelijk zijn? Het zal echter niet makkelijk zijn omdat je vele zaken niet in de hand hebt. Inschrijvingen is er één van. In een gemeente als Molenbeek loop je het risico om in je school geen gezonde mix van mensen met een verschillende achtergrond te realiseren. Toch hebben we er goede hoop op dit te kunnen verwezenlijken.

Ouders kunnen en moeten hier een belangrijke rol in spelen. We moeten met hen een goede band opbouwen, we hebben toch een gemeenschappelijke doelstelling. We willen beide dat hun kinderen goed opgeleid worden en dat ze klaar zijn om nadien zelfstandig in de maatschappij te functioneren.

Het is een cliché dat opvoeding steeds vaker voor een deel bij scholen wordt gelegd en dat ouders daar een haakse visie op hebben…

Daar ligt het belang van ons pedagogisch project. Je moet dit duidelijk maken aan de ouders. Als je voor een school kiest, dan kies je ook voor het pedagogisch project. Ik zie in ons pedagogisch project trouwens weinig elementen waar je als ouder tegen kan zijn. Het volstaat echter niet om er achter te staan. We willen ouders ook aansporen om het mee te verwezenlijken.

“Als je voor een school kiest, dan kies je ook voor het pedagogisch project.”

Waarom hebben jullie voor Molenbeek gekozen om de school te bouwen?

We hebben in onze zoektocht naar een geschikte locatie altijd de focus gelegd op de gemeenten waar de noden volgens ons het grootst waren: Anderlecht, Molenbeek en Schaarbeek. Daar zijn de breuklijnen het grootst en het meest zichtbaar in Brussel.

Een school bouwen is een dure aangelegenheid. Wie financiert dit?

De nodige fondsen vinden is momenteel één van onze belangrijkste uitdagingen, dat is allerminst evident. We staan hier voor een zware opdracht om 15 à 20 miljoen euro te vinden, verspreid over 30 jaar. De overheid betaalt een deel van het project, maar voor meer dan de helft moeten we zelf op zoek gaan naar financiële middelen.

De overheid komt dan wel voor 60% tussen in de bouw van de school, maar in de kosten van het onderwijs zelf komt de overheid de eerste jaren niet tussen. De leerkrachten worden het eerste jaar met eigen middelen betaald. Pas het jaar nadien kan je subsidies krijgen voor het aantal leerlingen dat je in het vorige schooljaar had. Dit gaat zo 5 jaar voort.

Als we het totale plaatje bekijken, betaalt de overheid uiteindelijk niet de helft, al zijn ze zelf vragende partij voor de bouw van nieuwe scholen om de capaciteitsnood in Brussel te lenigen. De overheid hoeft uiteraard niet alles te betalen. De onderwijsverstrekker moet zelf ook zijn bijdrage leveren, maar de manier waarop dit nu gebeurt, vind ik niet oké.

Zodra de school op kruissnelheid is, kan je uit de werkingsmiddelen putten voor de financiering. Maar in de opstartfase heb je die niet, wat er voor zorgt dat dit financieel toch een heel zware opdracht is. De overheid zou zeker een grotere tussenkomst mogen voorzien voor een school die volledig vanaf nul begint.

Welk budget is er nodig voor de komende jaren tot de school op volle capaciteit draait? Waar moet dit geld van komen?

De aankoop van de site wordt met een lening gerealiseerd. Die moeten we natuurlijk de komende 20 jaar terugbetalen. Voor de opstartjaren zijn er nog heel wat fondsen nodig. We zijn een grote scholengroep met elf scholen, die dit project mee ondersteunen.

We zullen die eerste jaren 5 miljoen euro nodig hebben om dit project goed te kunnen opstarten. We rekenen vooral op heel wat gulle schenkers bij bedrijven en particulieren om deze moeilijke opstartfase door te komen. Via de Koning Boudewijn Stichting kunnen de schenkers alvast een fiscaal attest bekomen.

Tot slot: Welk is jouw ultieme argument om ouders hun kind in te laten schrijven op de Egied Van Broeckhovenschool of om een bijdrage te leveren aan de bouw ervan?

Ouders kunnen hun kind op ‘Egied’ laten opgroeien in een context die aansluit bij onze hedendaagse maatschappij. De school streeft ernaar een afspiegeling te zijn van de diverse maatschappij waarin wij leven. Op die manier geeft de school haar leerlingen de mogelijkheid om te oefenen in samenleven met respect voor ieders eigenheid. Zo wordt een school de beste leerschool voor de maatschappij.